De wetgever was van oordeel dat de gelijke behandeling wordt verantwoord door « de garantie dat dit personeel van het administratieve en logistieke kader steeds de nodige steun moet leveren aan het politiepersoneel » en door het feit dat de verschillende categorieën van personeelsleden van de politiediensten « op volstrekt complementaire wijze moeten samenwerken » (Parl. St., Kamer, 1998-1999, nr. 1959/1, p. 3).
Le législateur a estimé que le traitement égal était justifié par « la garantie que ce personnel du cadre administratif et logistique doit constamment apporter l'appui nécessaire au personnel de police » et par la circonstance que les différentes catégories de membres du personnel des services de police « collaborent de façon totalement complémentaire » (Doc. parl., Chambre, 1998-1999, n° 1959/1, p. 3).