De
verwijzende rechter wenst van het Hof te vernemen of artikel 56bis, § 2, tweede lid, van de kinderbijslagwet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt doordat die bepaling, in de interpretatie eraan gegeven door het Hof van Cassatie in een arrest van 19 januari 1998, een onderscheiden behandeling invoert tussen weeskinderen wier overlevende ou
der een huwelijk is aangegaan maar feitelijk gescheiden leeft, enerzijds, en weeskinderen wier overlevende ouder
een feitelijk gezin vormt ...[+++] met een persoon die geen bloed- of aanverwant is maar die samenwoning beëindigt, anderzijds.
Le juge a quo demande à la Cour si l'article 56bis, § 2, alinéa 2, des lois relatives aux allocations familiales viole les articles 10 et 11 de la Constitution en ce que cette disposition, dans l'interprétation qu'en donne la Cour de cassation dans un arrêt du 19 janvier 1998, instaure une différence de traitement entre les orphelins dont le parent survivant s'est marié mais vit séparé de fait, d'une part, et les orphelins dont le parent survivant forme un ménage de fait avec une personne qui n'est pas un parent ou allié et met un terme à cette cohabitation, d'autre part.