De wet van 2 februari 1994, die de in het geding zijnde bepalingen in de wet van 8 april 1965 heeft ingevoegd, strekte ertoe de rechtspositie van de minderjarigen die voor de jeugdrechter verschijnen, aanzienlijk te verbeteren, met name door te bepalen dat, zodra de zaak bij de jeugdrechtbank aanhangig is gemaakt, een advocaat wordt aangewezen om hen bij te staan, zelfs wanneer slechts voorlopige maatregelen worden gevorderd (Parl. St., Kamer, 1991-1992, nr. 532/1, p. 7).
La loi du 2 février 1994, qui a introduit les dispositions en cause dans la loi du 8 avril 1965, poursuivait l'objectif d'améliorer substantiellement la situation juridique des mineurs comparaissant devant les juridictions de la jeunesse, en prévoyant notamment que, dès que le tribunal de la jeunesse est saisi, un avocat est désigné pour les assister, même quand seules des mesures provisoires sont requises (Doc. parl., Chambre, 1991-1992, n° 532/1, p. 7).