Het lid verwees ten slotte naar de vaststelling van de Raad van State dat voor elk van de domeinen die onder het regime van het verplichte bicameralisme ressorteren, een ratio legis aanwezig is om tot de gelijke bevoegdheid van Kamer en Senaat te besluiten, inzonderheid het participatiekenmerk in een federale Staat, en dat de grondwetgever aldus voorzeker een zekere coherentie heeft betracht, ook inzake het domein van de jurisdictie.
Le membre a renvoyé enfin à la constatation faite par le Conseil d'État que, pour chacun des domaines ressortissant au régime du bicaméralisme obligatoire, il existe une ratio legis pour conclure à la compétence sur un pied d'égalité de la Chambre et du Sénat, notamment le principe de la participation dans un État fédéral, et que le constituant a donc assurément recherché une certaine cohérence, également en ce qui concerne le domaine juridictionnel.