Met de eerste prejudiciële vraag beoogt het verwijzende rechtscollege te vernemen of artikel 1 van de wet van 12 januari 1993, in samenhang gelezen met artikel 194 van het Gemeentedecreet, bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 23, derde lid, 2°, van de Grondwet en met het « beginsel van de bijstand door een vrij gekozen advocaat », doordat, wanneer een inwoner van een gemeente een vordering zoals bedoeld in artikel 1 van de wet van 12 januari 1993 inleidt namens de gemeente, de gemeente niet de mogelijkheid heeft om zich in die procedure te laten bijstaan door een zelf gekozen advocaat.
En posant la première question préjudicielle, la juridiction a quo demande si l'article 1 de la loi du 12 janvier 1993, combiné avec l'article 194 du décret communal, est compatible avec les articles 10, 11 et 23, alinéa 3, 2°, de la Constitution et avec le « principe de l'assistance d'un avocat librement choisi », en ce que, lorsqu'un habitant d'une commune introduit une action visée par l'article 1 de la loi du 12 janvier 1993 au nom de la commune, celle-ci n'a pas la possibilité de se faire assister dans cette procédure par un avocat librement choisi.