Het feit dat de wetgever rekening heeft gehouden met het voornemen van
de verpachter (als reden van zijn verzet tegen een overdracht door de pachter) om de exploitatie van het verpachte goed over te dragen aan zijn echtgenoot, zijn afstammelingen of aangenomen kinderen of aan die van zijn echtgenoot of aan de echtgenoten van de voormelde afstammelingen of aangenomen kinderen, maar niet het voornemen van de verpachter om die exploitatie aan « zijn bloedverwanten tot de vierde graad » over te dragen, kan worden verantwoord vanuit de bekommernis om aan de pachter een bedrijfszekerheid te kunnen bie
den en om in de wet ...[+++]zelf een precieze grens te stellen, alsmede vanuit de plausibele overweging dat broers, zussen, neven, nichten en andere bloedverwanten die niet in de opsomming van artikel 37, § 1, 2°, zijn opgenomen meestal minder aan de verpachter gehecht zijn dan de in die opsomming bedoelde personen.Le fait que le législateur a eu égard à l'intention que peut avoir un bailleur (pour motif de son opposition à une cession par son preneur) de céder l'exploitation à son conjoint, à ses descendants ou enfants adoptifs ou à ceux de son conjoint ou aux conjoints desdits descendants ou enfants adoptifs, mais non à l'intention du bailleur de céder l'exploitation à « ses parents jusqu'au quatrième degré », peut se justifier par le souci de garantir une sécurité d'exploitation au preneur et de tracer dans la loi même une limite précise, ainsi que par la considération plausible selon laquelle, le plus souvent, les frères, soeurs, neveux, nièces, et autres parents non compris dans l'énumération de l'article 37, § 1, 2°
, font l'o ...[+++]bjet d'un moindre attachement que les personnes visées par cette énumération.