Men kan zich heel goed inbeelden dat een vereniging die niet de vereiste bestaansduur heeft toch een voldoende belang kan aantonen op grond van de algemene rechtsplegingsbepalingen van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, in het bijzonder artikel 19, dat het volgende bepaalt : « De (aanvragen, moeilijkheden en beroepen tot nietigverklaring en cassatieberoepen) bedoeld bij de artikelen 11, 12, 13, 14 en 16 (, 1 tot 8],) kunnen voor de (afdeling bestuursrechtspraak) worden gebracht door elke partij welke doet blijken van een benadeling of van een belang en worden schriftelijk ingediend bij de afdeling in de vormen en binnen de termijn door de Koning
...[+++]bepaald».
On pourrait parfaitement s'imaginer qu'une association qui ne répondrait pas aux critères de durée puisse malgré tout démontrer un intérêt suffisant en se fondant sur les dispositions générales de procédure des lois coordonnées sur le Conseil d'État et plus spécifiquement l'article 19 qui stipule: « Les (demandes, difficultés et recours en annulation et recours en cassation) visés aux articles 11, 12, 13, 14 et 16 (, 1 à 6,) peuvent être portés devant la (section du contentieux administratif) par toute partie justifiant d'une lésion ou d'un intérêt et sont soumis par écrit à la section dans les formes et délais déterminés par le Roi».