De heiden die in de nabijheid van de vochtigere, doorsijpelende gebieden of in de uithollingen van lithalsas gelegen zijn, verrijken zich met laagvenen, actieve hoogvenen (7110 *), aangetaste hoogvenen (7120) en overgangs- en trilvenen (7140).
Proches des zones plus humides, de suintements ou dans les cuvettes des lithalses, les landes s'enrichissent de bas-marais, de tourbières hautes actives (7110 *), de tourbières hautes dégradées (7120) et de tourbières de transition ou tremblantes (7140).