Daarentegen blijkt niet uit de parlementaire voorbereiding aangehaald in B.3.1 - en het Hof ziet al evenmin - dat aanvaardbare motieven zouden kunnen verantwoorden dat de wettelijke bescherming, die aan de handelsvertegenwoordiger wordt toegekend, zou worden geweigerd aan de werknemer die het bewijs heeft geleverd dat hij onder het gezag van een werkgever in de verzekeringssector werkt en die aantoont dat zijn situatie overeenstemt met die van de in de wet gedefinieerde handelsvertegenwoordiger.
Par contre, il n'apparaît pas des travaux préparatoires cités au B.3.1 - et la Cour n'aperçoit pas davantage - que des motifs admissibles puissent justifier que la protection légale accordée au représentant de commerce soit refusée au travailleur qui a fait la preuve qu'il travaille sous l'autorité d'un employeur dans le secteur des assurances et qui démontre que sa situation correspond à celle du représentant de commerce défini par la loi.