Het Hof beperkte de uitsluiting van de verplichting voor de in het ongelijk gestelde partij om een rechtsplegingsvergoeding te betalen tot, enerzijds, de betrekkingen tussen de beklaagde en het openbaar ministerie en, anderzijds, de vordering van het arbeidsauditoraat voor de arbeidsrechtbank op grond van artikel 138bis, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, aangezien die vordering vergelijkbaar is met de strafvordering, vermits zij tot doel heeft het plegen van een misdrijf vast te stellen en niet louter een herstel van burgerlijke aard te verkrijgen en zij bovendien de strafvordering doet vervallen.
La Cour a limité l'exclusion de l'obligation pour la partie succombante de payer une indemnité de procédure aux relations entre le prévenu et le ministère public, d'une part, et à l'action de l'auditorat du travail intentée devant le tribunal du travail sur la base de l'article 138bis, § 2, du Code judiciaire, d'autre part, étant donné que cette action s'apparente à l'action publique, puisqu'elle a pour objet de constater la commission d'une infraction et non d'obtenir simplement une réparation de nature civile et qu'elle éteint de surcroît l'action publique.