De heer Cheffert e
n mevrouw Defraigne dienen een amendement in (stuk Senaat nr. 3/1686/2, amendement nr. 4), dat ertoe strekt tussen het derde en vierde lid van het voorgestelde artikel 1022bis, een nieuw lid in te voegen luidende : « Boven het bedrag van 5 000 euro is de vergoeding geen forfaitaire som meer maar bedraagt zij 3 % van het bedra
g dat definitief is toegekend door de vonnisrechter in eerste aanleg of in hoger beroep, zonder dat het aldus verkrege
n bedrag minder mag zijn ...[+++] dan de forfaitaire rechtsplegingsvergoeding waarin is voorzien voor geschillen die tussen 2 500 en 5 000 euro worden geschat».
M. Cheffert et Mme Defraigne déposent un amendement (do c. Sénat, nº 3-1686/2, amendement nº 4), tendant à insérer, entre le 3º et le 4º de l'article 1022bis proposé, un nouvel alinéa, rédigé comme suit: « Au-delà de 5 000 euros, l'indemnité ne sera plus forfaitaire mais représentera un pourcentage de 3 % du montant accordé in fine définitivement en instance ou en appel par le juge du fond sans pouvoir être inférieur à l'indemnité de procédure forfaitaire prévue pour les litiges évaluables entre 2 500 et 5 000 euros ».