Voorts wordt het Hof ondervraagd over het verschil in behandeling tussen de werkgevers die een werkman afdanken en moeilijkheden van economische aard ondervinden zoals die welke worden beoogd in artikel 153, § 1, van de in het geding wet, enerzijds, en de andere werkgevers die een werkman afdanken om niet-willekeurige redenen, in zoverre alleen de eerstgenoemden zijn vrijgesteld van de betaling van het deel van de crisispremie dat zij normaal gezien krachtens de in het geding zijnde bepaling moeten betalen.
La Cour est encore interrogée sur la différence de traitement entre les employeurs qui licencient un ouvrier et qui éprouvent des difficultés de nature économique telles que celles visées à l'article 153, § 1, de la loi en cause, d'une part, et les autres employeurs qui licencient un ouvrier, pour des motifs non abusifs, en ce que seuls les premiers d'entre eux sont exonérés du paiement de la partie de la prime de crise qui leur échoit normalement en vertu de la disposition en cause.