Er wordt aangenomen dat, alhoewel zij aan de bevoegde overheid alle inlichtingen ter kennis moeten brengen die hun verstrekt zijn, (daar
onder ook die welke zij vernomen hebben onder de door de informant gestelde voorwaarde dat zijn naam wordt verzwegen), de officieren van gerechtelijke politie uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hun zijn toevertrouwd (in de zin van artikel 458 van het Strafwetboek) en zij dus, wanneer zij geroepen worden om in rechte getuigenis af te leggen, het recht hebben die inlichtingen ter kennis te brengen van het gerecht, zonder de naam van hun informant te noemen, indien zij in gewe
...[+++]ten oordelen deze te moeten verzwijgen (Cass.
Il est admis que, bien qu'ils soient tenus de porter à la connaissance de autorités compétentes tous les renseignements qui leur sont fournis (parmi eux également ceux fournis sous la condition posée par l'indicateur de taire son nom), les officiers de police judiciaire sont, du chef de leur statut ou profession, au courant des secrets qui leur sont confiés (au sens de l'article 458 du Code pénal) et ont donc le droit, lorsqu'ils sont appelés à témoigner en justice, de porter ces renseignements à la justice sans nommer leur indicateur, s'ils estiment en conscience devoir taire son nom (Cass.