Zij voeren aan dat de artikelen 12 en 13 van het koninklijk besluit nr. 38, zoals het van toepassing was vóór de bestreden wijzigingen, reeds in aanzienlijke bijdragen ten laste van de zelfstandigen in bijberoep voorzagen, terwijl die zelfstandigen daaruit geen betekenisvol voordeel haalden, aangezien zij reeds aan een volwaardige sociale regeling waren onderworpen in het kader van een niet-zelfstandige activiteit in hoofdberoep.
Elles affirment que les articles 12 et 13 de l'arrêté royal n° 38, tel que celui-ci était applicable avant les modifications litigieuses, prévoyaient déjà des cotisations substantielles à charge des travailleurs indépendants à titre accessoire, en contrepartie desquelles ceux-ci, déjà soumis à un statut social complet dans le cadre de l'exercice, à titre principal, d'une activité non indépendante, ne recevaient rien de valable en retour.