2. In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag van december 1995 deelde hij mee dat, gelet op het percentage mannen (41,5 %) en vrouwen (58,5 %) bij het ABOS, « het opstellen van een gelijke-kansenplan dus weinig zinvol is, aangezien er geen enkele discriminatie bestaat tussen mannen en vrouwen ».
2. Dans sa réponse à ma question écrite de décembre 1995, il a indiqué que, compte tenu du pourcentage d'hommes (41,5 %) et de femmes (58,5 %) à l'A.G.C.D., « l'établissement d'un plan d'égalité de chances n'a guère de sens, vu qu'il n'y a aucune discrimination entre hommes et femmes ».