Zodat aan de adressaten van de artikelen 134, 135 en 138 van de wet van 22 februari 1998, waarvan de bepalingen niet voorkwamen in de tekst van het aan de Raad van State voorgelegde voorontwerp, zonder dat het om amendementen gaat, op wil
lekeurige wijze een substantiële formaliteit is ontzegd die bestemd is om de rechtsstaat te waarborgen en die is voorgeschreven bij artikel 160 van de Grondwet en artikel 3 van de bij op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State, zodat zij in een ongelijke situatie ten opzichte van de andere burgers worden geplaatst, met sche
...[+++]nding van onder meer de artikelen 10 en 11 van de Grondwet».
De sorte que les destinataires des articles 134, 135 et 138 de la loi du 22 février 1998, dont les dispositions ne figuraient pas dans le texte de l'avant-projet soumis au Conseil d'Etat, sans qu'il s'agisse d'amendements, ont été arbitrairement privés d'une formalité substantielle destinée à garantir l'Etat de droit, prévue par l'article 160 de la Constitution et prescrite par l'article 3 des lois coordonnées sur le Conseil d'Etat du 12 janvier 1973, les mettant ainsi dans une situation d'inégalité par rapport aux autres citoyens, au mépris notamment des articles 10 et 11 de la Constitution».