Art. 42. De gesloten pootring vermeld in artikel 41, § 1, 1° moet voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° de ring moet niet-vervormbaar en slijtvast zijn; 2° de ring moet naa
dloos zijn, dat wil zeggen een ononderbroken ring of manchet, zonder enige naad of las, waarmee op geen enkele wijze is geknoeid; 3° de ring moet voorzien zijn van een uniek merkteken; 4° het formaat van de ring moet zodanig zijn dat hij, nadat hij in de eerste levensdagen van de vogel is aangebracht, niet meer ka
...[+++]n worden verwijderd van de poot zonder beschadiging of verandering wanneer de poot van de vogel zijn definitieve omvang heeft bereikt.
Art. 42. La bague de patte fermée visée au § 1, doit remplir les conditions suivantes : 1° la bague doit être indéformable et résistante à l'usure; 2° la bague doit être exempte de jointures, c'est-à-dire une bague ininterrompue ou manchette, sans jointure ou soudure, qui n'a pas été trafiquée de quelque manière que ce soit; 3° la bague doit être pourvue d'un marquage unique; 4° le format de la bague doit être tel qu'elle ne peut, après qu'elle a été mise pendant les premières journées de vie de l'oiseau, plus pouvoir être enlevée sans être endommagée ou altérée lorsque la patte de l'oiseau a atteint sa forme définitive.