Dit is weliswaar een aspect van artikel 8 van het EVRM dat handelt over het recht op eerbiediging van het privé-leven, maar dat recht is reeds erkend in artikel 22 van de Grondwet, zodat men bezwaarlijk kan aannemen dat de preconstituante nu uitgerekend dat recht op het oog gehad zou hebben.
Il s'agit bien sûr d'un aspect de l'article 8 de la Convention européenne des droits de l'homme qui traite du droit au respect de la vie privée, mais, comme ce droit est déjà reconnu par l'article 22 de la Constitution, l'on peut difficilement admettre que c'est justement à ce droit-là que la préconstituante aurait pensé.