De wetgever vermocht derhalve, zonder schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, te oordelen dat, om reden van het kapitalisatiesysteem van de koloniale pensioenregeling, het systeem van loutere gelijkstelling van de periode van militaire dienstplicht met een periode van beroepsactiviteit bedoeld in de repartitiepensioenstelsels niet alleen een te zware last zou zijn geweest voor het Solidariteitsfonds, maar ook discriminerend zou zijn geweest voor wie afhangt van andere stelsels waarvoor de gelijkstelling niet een soortgelijk voordeel verschaft, om reden van het repartitiekarakter van die stelsels.
Le législateur a donc pu, sans violer les articles 10 et 11 de la Constitution, estimer qu'en raison du système de capitalisation du régime de pensions coloniales, le système de l'assimilation pure et simple de la période de service militaire à une période d'activité prévu dans les régimes de pensions de répartition non seulement aurait été une charge trop lourde pour le Fonds de solidarité, mais encore aurait été discriminatoire pour ceux qui relèvent des autres régimes auxquels l'assimilation ne procure pas un avantage similaire, en raison du caractère de répartition de ces régimes.