Hun bezwaar is evenmin gegrond in zoverre wordt aangevoerd dat er een onderscheid zou bestaan in de wijze waarop de oorsprong van de bestaansmiddelen van de gezinshereniger in aanmerking zou worden genomen, naargelang deze een onderdaan van een derde Staat, dan wel een Belg is, nu de artikelen 10, § 2, en 40ter, tweede lid, van de wet van 15 december 1980 op dit punt in identieke bewoordingen zijn gesteld.
Leur objection n'est pas davantage fondée en ce qu'elle allègue qu'une distinction existerait dans le mode de prise en considération de l'origine des moyens de subsistance du regroupant, selon que ce dernier est un ressortissant d'un Etat tiers ou bien un Belge, dès lors que les articles 10, § 2, et 40ter, alinéa 2, de la loi du 15 décembre 1980 sont rédigés dans des termes identiques sur ce point.