(2) By judgment of the Court of Justice of the European Communities of 7 September 2006 in case C-310/04 Chapter 10a of Title IV of Regulation (EC) No 1782/2003 was annulled for breach of the principle of proportionality, in particular with reference to the circumstance that "the Council, the author of Regulation (EC) No 864/2004, [had] not shown before the Court that
in adopting the new cotton support scheme established by that regulation it actually exercised its discretion, involving the taking into consideration of all the relevant factors and circumstances of the case, including all the labour cos
ts linked to cotton ...[+++]growing and the viability of the ginning undertakings, which it was necessary to take into account for assessing the profitability of that crop" and that the Court had not been enabled "to ascertain whether the Community legislature [had been] able, without exceeding the bounds of the broad discretion it enjoys in the matter, to reach the conclusion that fixing the amount of the specific aid for cotton at 35% of the total existing aid under the previous support scheme would suffice to guarantee the objective set out in recital 5 in the preamble to Regulation (EC) No 864/2004, namely to ensure" that the amount of the specific aid for cotton is calculated in such a way as to create economic conditions which will enable cotton growing to continue in the regions suited to that crop and prevent the replacement of cotton by other crops .Bij arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 7 september 2006 in zaak C-310/04 is hoofdstuk 10 bis van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wegens schending van het evenredigheidsbeginsel nietig verklaard, waarbij met name is gewezen op de omstandigheid dat "de Raad, die Verordening (EG) nr. 864/2004 heeft vastgesteld, voor het Hof niet heeft aangetoond dat hij bij de vaststelling van de bij die verordening ingestelde nieuwe steunregeling voor katoen zijn beoordelingsbevoegdheid daadwerkelijk heeft uitgeoefend, wat veronderstelde dat rekening werd gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van de situatie, waaronder de aan de katoenteelt verbonden loonkosten en het voortbestaan van de egreneringsbe
...[+++]drijven, die ter beoordeling van de rentabiliteit van die teelt in aanmerking moesten worden genomen" en dat het Hof niet had kunnen "nagaan of de Gemeenschapswetgever, zonder overschrijding van zijn ruime beoordelingsbevoegdheid ter zake, tot het besluit kon komen dat de vaststelling van het bedrag van de gewasspecifieke betaling voor katoen op 35% van het totaalbedrag van de steun onder de vroegere steunregeling, volstond ter bereiking van de in punt 5 van de considerans van Verordening (EG) nr. 864/2004 uiteengezette doelstelling, namelijk dat het bedrag van de gewasspecifieke betaling voor katoen zo wordt berekend dat economische voorwaarden worden gegarandeerd die de voortzetting van activiteit in de voor deze teelt geschikte regio's mogelijk maken en die aldus voorkomen dat katoen door andere gewassen wordt vervangen .