6. Welcomes the setting-up of the Interparliamentary Confere
nce on Economic and Financial Governance of the European Union; underscores, nevertheless, its limits when it comes to encouraging accountability on the part of decision-makers; takes the view that, in the field of EMU, parliamentary control must be shared between the national and the European level and insists that responsibilities must be assumed at the level where decisions are taken or implemented, with national parliaments scrutinising national governments and the European Parliament scruti
nising the European executives ...[+++]; believes that this is the only way to ensure the required increased accountability of decision-making; considers that this increased legitimacy can be ensured by foreseeing the adoption of national reform programmes and possible convergence partnerships by national parliaments, as well as the adoption by codecision of broad European policy orientations in the form of convergence guidelines, a new EU legal act setting a very limited number of priorities which are valid for a set period, and which are notably used when adopting the Annual Growth Survey and the country-specific recommendations; stresses that such cooperation should not be seen as the creation of a new mixed parliamentary body, which would be both ineffective and illegitimate from a democratic and constitutional point of view; 6. is tevreden over de inrichting van de interparlementaire conferentie ove
r het economisch en financieel bestuur van de Europese Unie; wijst echter op de beperkingen hiervan wanneer het erom gaat de beleidsmakers verantwoording te laten afleggen ("accountability"); is van mening dat de parlementaire controle op het gebied van de EMU moet worden gedeeld tussen het nationale en het Europese niveau en dringt erop aan dat verantwoordelijkheid moet worden genomen op het niveau waar besluiten worden getroffen of ten uitvoer worden gelegd, waarbij de nationale parlementen de nationale overheden
controleren en het ...[+++]Europees Parlement de uitvoerende macht van de EU controleert; acht dit de enige manier om te zorgen voor een grotere verantwoordingsplicht in de besluitvorming; is van mening dat deze grotere legitimiteit kan worden gewaarborgd via goedkeuring van de nationale hervormingsprogramma's en eventuele convergentiepartnerschappen door de nationale parlementen, evenals goedkeuring – via de medebeslissingsprocedure – van de brede Europese beleidsoriëntaties in de vorm van convergentierichtsnoeren, een nieuwe wetgevingshandeling van de EU waarmee een zeer beperkt aantal prioriteiten voor een overeengekomen periode worden vastgesteld om met name te worden gebruikt bij de goedkeuring van de jaarlijkse groeianalyse en de landenspecifieke aanbevelingen; benadrukt dat deze vorm van samenwerking niet moet worden gezien als een manier om een nieuw gemengd parlementair orgaan op te richten, hetgeen vanuit democratisch en constitutioneel oogpunt zowel ondoelmatig als onwettig zou zijn;