(d) for the optional test (language 4), knowledge of one of the following languages (must be different from languages 2 and 3): [Bulgarian, Czech, Danish, German, Estonian, Greek, English, French, Irish, Italian, Latvian, Lithuanian, Hungarian, Maltese, Dutch, Polish, Portuguese, Romanian, Slovak, Slovenian, Finnish or Swedish].
d) voor het facultatieve examen (taal 4), kennis van één van de volgende talen (verplicht verschillend van de talen 2 en 3): [Bulgaars, Tsjechisch, Deens, Duits, Ests, Grieks, Engels, Frans, Iers, Italiaans, Lets, Litouws, Hongaars, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Slowaaks, Sloveens, Fins of Zweeds].