3. Stresses that rural areas may find it difficult to adapt to this new regional orientation policy because of their specific characteristics: an ageing population, problems of access arising from inadequate communications and transport networks, an ongoing rural exodus, lower levels of qualification of rural populations, lack of infrastructure and public services, multiple jobs of those working in rural areas, the lack of technology for setting up projects and of centres of excellence grouping companies and educational and research institutions;
3. benadrukt dat de plattelandsgebieden waarschijnlijk grote problemen zullen hebben om zich aan te passen aan deze nieuwe richting van het regionale beleid, vanwege hun specifieke eigenschappen: vergrijzing, onvoldoende en daardoor moeilijk toegankelijke communicatie- en transpor
tmiddelen, een voortdurende uittocht van het platteland, een lager opleidingsniveau van de plattelandsbevolking, gebrek aan infrastructuur en openbare diensten, diversiteit van de activiteiten op het platteland, ontbreken van de technologie voor het opzetten van projecten en expertisecentra waaraan ondernemingen en onderwijs- en onderzoeksinstellingen deelnemen;
...[+++]