RECOGNISES that, to this end, a coherent set of agri-environmental indicators is required, which is able to capture the regional diversity of agricultural production systems and structures (e.g., specialisations, production patterns, farming methods, farm sizes) and environmental conditions (e.g., soil type, climate, hydro-geological situation, biodiversity), as well as the positive and negative influences that these production systems and structures exert on the environment;
ONDERKENT dat daartoe een samenhangende reeks van agromilieu-indicatoren nodig is, die de regionale diversiteit van landbouw\productiesystemen en -structuren (bijvoorbeeld specialisaties, productiepatronen, landbouwmethoden, boerderijgrootten) en de milieuomstandigheden (bijvoorbeeld bodemtype, klimaat, hydrogeologische situatie, biodiversiteit) in kaart kan brengen, alsmede de positieve en negatieve invloeden die deze productiesystemen en -structuren op het milieu uitoefenen;