Article 2(1), point 3(c) of Directive 2005/60/EC of the European Parliament and of the Council of 26 October 2005 on the prevention of the use of the financial system for the purpose of money laundering and terrorist financing, read in conjunction with Article 3, point 7(a) of that directive, must be interpreted as meaning that a person, such as that at issue in the main proceedings, whose commercial a
ctivity consists in selling companies which it formed itself, without any prior request on the part of its potential clients, for the purposes of sale to those clients, by means
...[+++] of a transfer of its shares in the capital of the company being sold, falls within the scope of those provisions.Artikel 2, lid 1, punt 3, onder c), van richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van
26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik
van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, gelezen in samenhang met artikel 3, punt 7, onder a), van deze richtlijn, moet aldus worden uitgelegd dat deze bepalingen van toepassing zijn op een persoon als die in het hoofdgeding, wiens handelsactiviteit bestaat in de verkoop van vennootschappen die hijzelf heeft opgericht, zonder dat zijn moge
...[+++]lijke cliënten vooraf daarom hebben verzocht, met het oog op verkoop aan deze cliënten, via de overdracht van zijn aandelen in het kapitaal van de vennootschap die wordt verkocht.