G. whereas Udo Voigt claims that the length of the proceedings, which were initiated in 2006, demonstrates a desire to obstruct his parliamentary work; whereas, however, the present request for waiver of immunity is explained by further proceedings which were initiated by a remedy introduced by Udo Voigt himself, and the principle of nemo auditur propriam turpitudinem allegans therefore applies to this objection;
G. overwegende dat Udo Voigt stelt dat de lange duur van de procedure, die in 2006 werd ingesteld, aantoont dat het de bedoeling is om hem bij zijn parlementaire werkzaamheden te dwarsbomen; overwegende dat het nu voorliggende verzoek om opheffing van de immuniteit een gevolg is van nieuwe procedures in verband met door Udo Voigt zelf ingestelde rechtsmiddelen en dat daarom in casu het adagium nemo auditur propriam turpitudinem allegans van toepassing is;