Regulation No 2201/2003 must be interpreted as meaning that, in circumstances where the removal of a child has taken place in accordance with a court judgment which was provisionally enforceable and which was thereafter overturned by a court judgment fixing the child’s residence at the home of the parent living in the Member State of origin, the failure to return the child to that Member State following the latter judgment is wrongful and Article 11 of the Regulation is applicable if it is held that the child was still habitually resident in that Member State immediately before the retention.
Verordening nr. 2201/2003 moet aldus worden uitgelegd dat wanneer de overbrenging van het kind heeft plaatsgevonden overeenkomstig een bij voorraad uitvoerbare rechterlijke beslissing die vervolgens is vernietigd door een rechterlijke beslissing waarbij is bepaald dat de verblijfplaats van het kind de woonplaats van de ouder in de lidstaat van oorsprong zal zijn, het niet doen terugkeren van het kind naar die lidstaat na die tweede beslissing ongeoorloofd is, en artikel 11 van de verordening van toepassing is wanneer wordt geoordeeld dat het kind zijn gewone verblijfplaats vóór het niet doen terugkeren nog in genoemde lidstaat had.