Where specific regional environmental standards established by the Member States for organic crops set a ceiling on area sown with fodder legumes, the condition concerning areas sown mainly with fodder legumes laid down in (a) shall be met if at least 85 % of the limit fixed by the Member States is complied with.
Indien in specifieke regionale milieunormen die de lidstaat heeft vastgesteld, voor biologische landbouw een maximumpercentage in te zaaien voederleguminosen is bepaald, is aan de in de vorige alinea, onder a), gestelde voorwaarde dat de betrokken oppervlakten hoofdzakelijk met voederleguminosen moeten worden ingezaaid, voldaan als ten minste 85 % van het door de lidstaat vastgestelde maximum wordt gehaald.