1. The Member States shall take the necessary measures to prohibit the dismissal and all preparations for a dismissal of workers within the meaning of Article 2 during the period from the beginning of their pregnancy to at least four months after childbirth, save in exceptional cases not connected with their condition which are permitted under national legislation and/or practice and, where applicable, provided that the competent authority has given its consent.
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ontslag en alle voorbereidingen voor ontslag van werkneemsters in de zin van artikel 2 te verbieden gedurende de periode vanaf het begin van hun zwangerschap tot ten minste vier maanden na de bevalling, behalve in uitzonderingsgevallen die geen verband houden met hun toestand en overeenkomstig de nationale wetten en/of praktijken zijn toegestaan en, in voorkomend geval, voor zover de bevoegde instantie hiermee heeft ingestemd.