Most species are adapted to range over relatively large, three-dimensional areas by one or more means of locomotion including flying, walking, running, swimming or diving, both while foraging and during migration.
De meeste soorten zijn aangepast om zich in alle richtingen door relatief grote, driedimensionale ruimten te bewegen door middel van een of meer voortbewegingswijzen zoals vliegen, lopen, rennen, zwemmen of duiken, zowel tijdens het foerageren als tijdens de trek.