2. Believes that while co-regulation and self-regulation cannot be substitutes for appropriate sectoral regulation where such is needed, for inst
ance with regard to social and environmental requirements, labour and employment practices, human rights, or in any of the areas covered by CSR, it could underpin e
xisting private and voluntary CSR initiatives by establishing minimum principles, thereby ensuring consistency, materiality, multi-stakeholder input and transparency, and by facilitating the creation of environmenta
l and soci ...[+++]al rating agencies specialised in CSR; stresses that any form of CSR based on self-regulation and self-organisation of the market must include provision for ‘access to remedy’ in line with ‘pillar three’ of the United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights; notes, at the same time, that public administrations should provide support by creating appropriate conditions – and providing appropriate tools and instruments, such as an incentive system – for CSR cooperation; believes that the philanthropic activities of businesses should, as a matter of principle, be voluntary; 2. is van mening dat coregulering en zelfregulering weliswaar geen vervanging mogen zijn voor passende sectorale regelgeving indien deze is vereist, bijvoorbeeld
met betrekking tot sociale en milieubepalingen, arbeids- en werkgelegenheidspraktijken, mensenrechten of op één van de terreinen die onder maatschappelijk verantwoord ondernemen vallen, maar dat zij bestaande private en vrijwillige MVO-initiatieven kunnen ondersteunen door de bepaling van minimumbeginselen, zodat consistentie, relevantie, inbreng van meerdere betrokkenen en transparantie worden gewaarborgd, en door de totstandbrenging van ratingbureaus op milieu- en sociaal gebi
...[+++]ed die gespecialiseerd zijn in maatschappelijk verantwoord ondernemen; benadrukt dat iedere vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemen die is gebaseerd op zelfregulering en zelforganisatie bepalingen moet omvatten voor "de toegang tot rechtsmiddelen" overeenkomstig "pijler drie" van de VN-richtsnoeren voor het bedrijfsleven en de mensenrechten; wijst er tegelijkertijd op dat overheden ondersteuning zouden moeten bieden door passende voorwaarden te scheppen voor samenwerking op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, alsook door te voorzien in geschikte middelen en instrumenten, zoals stimuleringsregelingen; is van mening dat de liefdadigheidsactiviteiten van ondernemingen principieel vrijwillig moeten zijn;