Une altération mitochondriale préexistante ou acquise (maladies génétiques, infections virales en particulier l'hépatite C chronique, abus d’alcool, anorexie, certains médicaments potentiellement toxiques pour la mitochondrie tels que l'aspirine, l'isoniazide, l'acide valproïque, l'amiodarone, les analogues nucléosidiques antirétroviraux…) peut favoriser la survenue de ces atteintes hépatiques.
Een reeds bestaande of verworven afwijking van de mitochondriën (genetische ziekten, virale infecties, voornamelijk chronische hepatitis C, alcoholisme, anorexie, bepaalde geneesmiddelen die mogelijk een toxisch effect op mitochondriën hebben zoals aspirine, isoniazide, valproïnezuur, amiodarone, antiretrovirale nucleoside-analogen…) kan het optreden van deze leverstoornissen bevorderen.