d) Aller à la toilette (1) Est capable d'aller seul à la toilette, de s'habiller et de s'essuyer; (2) A besoin d'aide pour un des trois items : se déplacer ou s'habiller ou s'essuyer; (3) A besoin d'aide pour deux des trois items : se déplacer et/ou s'habiller et/ou s'essuyer; (4) A besoin d'aide pour les trois items : se déplacer et s'habiller et s'essuyer"
(1) Kan alleen naar het toilet gaan, zich kleden en zich reinigen; (2) Heeft hulp nodig voor één van de drie items : zich verplaatsen of zich kleden of zich reinigen; (3) Heeft hulp nodig voor twee van de drie items : zich verplaatsen en/of zich kleden en/of zich reinigen; (4) Heeft hulp nodig voor de drie items : zich verplaatsen en zich kleden en zich reinigen"