En favorisant la diurèse, l’hydrochlorothiazide diminue le volume plasmatique, stimule l’activité de la rénine plasmatique, augmente la sécrétion d’aldostérone, avec pour conséquence l’augmentation de la kaliurèse, la perte de bicarbonate et la diminution de la kaliémie.
Het diuretisch effect van hydrochloorthiazide vermindert het plasmavolume. Het verhoogt de plasmarenine-activiteit en de aldosteronsecretie, met als gevolg een toename van het kalium- en bicarbonaatverlies in de urine en een afname van het serumkalium.