Vertaling van "groupe évérolimus plus exémestane " (Frans → Nederlands) :

La fréquence d'effets indésirables ayant entraîné l'arrêt définitif du traitement a été respectivement de 21 % dans le groupe évérolimus plus exémestane et de 3 % dans le groupe placebo plus exémestane.
De percentages van bijwerkingen die resulteerden in permanente stopzetting waren 21% en 3% voor respectievelijk de met everolimus plus exemestaan en de met placebo plus exemestaan behandelde groepen.

Pour tous les sous-groupes analysés (âge, sensibilité à un précédent traitement hormonal, nombre d’organes atteints, statut des lésions uniquement osseuses lors de l’inclusion et présence de métastases viscérales, et à travers les sous-groupes pronostics et démographiques majeurs), un bénéfice en faveur du traitement évérolimus + exémestane a été observé avec un risque relatif estimé compris entre 0,25 et 0,60 versus placebo + exémestane.
Voor alle geanalyseerde subgroepen (leeftijd, gevoeligheid voor een voorafgaande hormonale therapie, het aantal betrokken organen, status van alleen botgerelateerde laesies bij aanvang, de aanwezigheid van viscerale metastasen en over de grote demografische en prognostische subgroepen) werd een positief effect van de behandeling met everolimus + exemestaan gezien, met een geschatte hazard ratio ten opzichte van placebo + exemestaan uiteenlopend van 0,25 tot 0,60.

Il n’y a pas eu de cross over possible vers le groupe évérolimus + exémestane pour les patientes du groupe placebo + exémestane au moment de la progression de la maladie.
De patiënten in de placebo + exemestaan-arm staken niet over naar everolimus op het moment van progressie.

Le taux de fractures rapportées pendant les périodes de traitement puis de suivi a été significativement plus important dans le groupe exémestane que dans le groupe tamoxifène (169 [7,3 %] versus 122 [5,2 %] ; p = 0,004), mais aucune différence n’a été relevée dans le taux de fractures considérées comme ostéoporotiques.
Het aantal van alle gerapporteerde fracturen tijdens de behandeling en gedurende de followup was significant hoger in de exemestaangroep dan in de tamoxifengroep (169 [7,3%] versus 122 [5,2%]; p = 0,004), maar er was geen verschil in het aantal als osteoporotisch gerapporteerde fracuren.

Dans l’étude IES, des ulcères gastriques ont été observés à une fréquence plus élevée dans le groupe exémestane que dans le groupe tamoxifène (0,7 % contre < 0,1 %).
In de IES-studie werd vaker een maagulcus waargenomen in de exemestaangroep dan in de tamoxifengroep (0,7% versus < 0,1%).

Lors de l’étude IES, la fréquence des ulcères gastriques a été plus importante dans le bras exémestane par rapport au groupe sous tamoxifène (0,7% contre < 0,1%).
In de IES-studie werd in vergelijking tot de tamoxifenarm een hogere frequentie maagzweren waargenomen in de exemestaanarm (0,7% versus < 0,1%).

Cependant, 24 mois après la fin de la période de traitement, des différences minimes de variation de la DMO par rapport aux valeurs de référence ont été observées pour les deux groupes de traitement, le bras tamoxifène montrant des réductions finales de la DMO légèrement plus élevées dans tous les sites (pourcentage moyen de variation de la DMO après 24 mois -2,17 [rachis], -3,06 [hanche totale] pour l’exémestane et -3,44 [rachis], -4,15 [hanche totale] pour le tamoxifène).
Aan het einde van de 24 maanden post-behandeling periode waren er evenwel minimale verschillen in de verandering van BMD in vergelijking met de aanvangswaarden voor beide behandelingsgroepen. Daarbij vertoonde de tamoxifengroep op alle plaatsen enigszins grotere verminderingen in BMD (gemiddelde procentuele verandering in vergelijking met de aanvangswaarden voor BMD na 24 maanden na de behandeling: -2,17 [wervelkolom] en -3,06 [totale heup] voor exemestan, en -3,44 [wervelkolom] en -4,15 [totale heup] voor tamoxifen).