Voie intraveineuse – perfusion (voir rubrique 4.2): Pour la perfusion intraveineuse, le contenu du flacon de perfusion de 2 g doit être reconstitué avec 10 ml d’eau pour injections (bolus) et avec 50 ml d’eau pour injections (perfusion intraveineuse) ou avec l’un des liquides intraveineux compatibles.
Intraveneus gebruik – infusie (zie rubriek 4.2): Voor intraveneuze infusie moet de inhoud van de 2 g infusieflacon gereconstitueerd worden met 10 ml water voor injecties (voor bolus) en 50 ml water voor injecties (intraveneuze infusie) of één van de verenigbare intraveneuze vloeistoffen.