L’assouplissement des règles de la responsabilité civile en faveur des salariés, pour les conséquences de leurs fautes légères inhabituelles, est justifié par le souci du législateur de mettre le travailleur à l’abri de la réparation, sur ses deniers, de tout dommage causé par sa faute légère occasionnelle commise dans l’exécution de son contrat de travail, compte tenu du surcroît de risque qu’implique toute activité professionnelle et du fait que les salariés exercent leur activité au profit de leur employeur et sous son autorité.
De versoepeling van de regels van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in het voordeel van de werknemers wat de gevolgen van hun niet-gewoonlijke lichte fouten betreft, is verantwoord door de zorg van de wetgever om de werknemer te beschermen tegen de vergoeding, door hem, van elke schade die door zijn occasionele lichte fout is veroorzaakt tijdens de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst, rekening houdend met het verhoogde risico dat elke beroepsactiviteit impliceert en met het feit dat de werknemers hun activiteit ten voordele van hun werkgever en onder diens gezag uitoefenen.