Reconstitution des flacons à 1 g et 2 g à l’aide d’une coiffe de transfert Pour l’utilisation d’une opercule de transfert, la présentation à 1 g doit être reconstituée dans une poche de perfusion d’au moins 50 ml, et celle à 2 g doit l’être dans une poche d’au moins 100 ml pour permettre la libération du gaz.
Reconstitutie voor injectieflacons met 1 g en 2 g met een transferdop Voor gebruik met een transferdop wordt de houder met 1 g gereconstitueerd in een infuuszak van niet minder dan 50 ml en de houder van 2 g moet worden gereconstitueerd in een infuuszak van niet minder dan 100 ml om het vrijgekomen gas te kunnen opvangen.