Le veuf ou la veuve qui, au moment du décès de son conjoint, bénéficiait de l’intervention majorée en tant que personne à charge de ce dernier, conserve ce droit jusqu’à la fin du 2e trimestre qui suit celui du décès.
De weduwnaar of weduwe die, op het ogenblik van overlijden van zijn/haar echtgenoot, de verhoogde tegemoetkoming geniet als persoon ten laste van deze laatste, behoudt dit recht tot het einde van het 2de trimester dat volgt op dat van overlijden.