Traduction de «modérée ne nécessitent » (Français → Néerlandais) :

TERMINOLOGIE

syndrome de déficience intellectuelle-trouble sévère du langage-dysmorphie modérée
intellectuele achterstand, ernstige spraakachterstand, milde dysmorfie-syndroom

Malnutrition protéino-énergétique modérée
matige eiwit-energie-ondervoeding

Prééclampsie modérée
lichte tot matige pre-eclampsie

Asphyxie obstétricale légère ou modérée
lichte en matige asfyxie bij geboorte

Malnutrition protéino-énergétique légère ou modérée
eiwit-energie-ondervoeding van matige en lichte graad

rétinopathie diabétique non proliférante modérée
matige niet-proliferatieve diabetische retinopathie

dépression majeure modérée, épisode unique
matige majeure depressie, eenmalige episode

dénutrition modérée (entre 60 et 75% du poids idéal)
matige vorm van malnutritie, Gomez: 60% tot minder dan 75% van normaal gewicht

leucoencéphalopathie avec ataxie cérébelleuse modérée et oedème de la substance blanche
leuko-encefalopathie met milde cerebellaire ataxie en oedeem van witte materie

Intoxication alcoolique modérée
matige alcoholintoxicatie

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

Patients atteints d’une insuffisance hépatique Les patients atteints d'insuffisance hépatique légère ou modérée ne nécessitent pas d'ajustement de la dose, toutefois, pour les patients atteints d'insuffisance hépatique sévère, la dose maximale recommandée par 24 heures est de 5 mg.
Patiënten met een leverfunctiestoornis Bij patiënten met een lichte of matige leverfunctiestoornis is er geen aanpassing van de dosis vereist, maar bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis wordt een maximale dosis van 5 mg per 24 uur aanbevolen.

Les patients présentant une insuffisance hépatique légère à modérée ne nécessitent pas d’adaptation de dose (voir rubriques 4.4 et 5.2).
Bij patiënten met milde tot matig-ernstige leverinsufficiëntie is geen dosisaanpassing nodig (zie rubrieken 4.4 en 5.2).

Insuffisance rénale Une insuffisance rénale modérée ne nécessite pas de réduction de la dose, étant donné la quantité limitée d’épirubicine excrétée par cette voie.
Verminderde nierfunctie Matige nierfunctiestoornis lijkt geen dosisverlaging te vereisen gezien de beperkte hoeveelheid epirubicine die via deze weg wordt uitgescheiden.

Patients présentant une insuffisance hépatique Les patients qui souffrent d’insuffisance hépatique légère à modérée ne nécessitent aucun ajustement de la dose ; par contre, chez les patients atteints d’insuffisance hépatique sévère, une dose maximale de 5 mg par 24 heures est recommandée.
Patiënten met leverinsufficiëntie De dosering hoeft niet te worden aangepast bij patiënten met een lichte tot matige leverinsufficiëntie, maar bij patiënten met een ernstige leverinsufficiëntie wordt een maximumdosering van 5 mg in 24 uur aanbevolen.

Patients dont la fonction hépatique est altérée Les patients qui souffrent d’insuffisance hépatique légère à modérée ne nécessitent aucun ajustement de la dose ; par contre, chez les patients atteints d’insuffisance hépatique sévère, une dose maximale de 5 mg par 24 heures est recommandée.
Patiënten met leverinsufficiëntie De dosering hoeft niet te worden aangepast bij patiënten met een lichte tot matige leverinsufficiëntie, maar bij patiënten met een ernstige leverinsufficiëntie wordt een maximumdosering van 5 mg in 24 uur aanbevolen.

L’insuffisance hépatique modérée (bilirubine : 1,4-3 mg/100 ml) nécessite une réduction de 50 % de la dose, tandis qu’une insuffisance hépatique sévère (bilirubine > 3 mg/100 ml) nécessite une réduction de 75 % de la dose.
Matige verminderde leverfunctie (bilirubine: 1,4-3 mg/ 100 ml) vereist een dosisverlaging van 50%, terwijl ernstige verminderde leverfunctie (bilirubine > 3 mg/ 100 ml) een verlaging van 75% vereist.

Les exacerbations modérées et sévères étaient définies par une aggravation des symptômes nécessitant un traitement par des corticoïdes oraux et/ou une antibiothérapie ou une hospitalisation du patient.
Matige/ernstige exacerbaties werden gedefinieerd als verslechterende symptomen waarvoor behandeling met orale corticosteroïden en/of antibiotica of ziekenhuisopname nodig was.

Les effets indésirables observés moins fréquemment (< 10% et ≥ 5%) étaient douleurs abdominales supérieures, alopécie, constipation, diarrhée, asthénie, sécheresse cutanée, spasmes musculaires, arthralgies, vomissements, douleurs abdominales, œdème périphérique, dyspepsie et douleurs aux extrémités, ces effets étaient de sévérité légère à modérée, gérables et n’ont généralement pas nécessité une réduction de la dose.
Pijn in de bovenbuik, alopecia, obstipatie, diarree, asthenie, droge huid, spierspasmen, artralgie, braken, buikpijn, perifeer oedeem, dyspepsie en pijn in extremiteiten werden minder vaak waargenomen (< 10% en ≥5%), waren mild tot matig van aard, goed te behandelen en een verlaging van de dosis was over het algemeen niet nodig.

HZC102970 et HZC102871 sont des études randomisées menées sur 52 semaines, en double aveugle, en groupes parallèles comparant l’effet du furoate de fluticasone/vilanterol 184/22 microgrammes, furoate de fluticasone/vilanterol 92/22 microgrammes, furoate de fluticasone/vilanterol 46/22 microgrammes avec le vilanterol 22 microgrammes, en une fois par jour. Elles ont évalué le taux annuel d’exacerbations modérées/sévères chez des sujets ayant une BPCO avec des antécédents de tabagisme d’au moins 10 paquets-années, un rapport VEMS/CVF post-salbutamol 0,70, un VEMS post-salbutamol 70% des valeurs théoriques et des antécédents documentés d’au moins une exacerbation de BPCO ayant nécessité la prise d’antibiotiques et/ou de corticoïdes oraux ou une hospitalisation dans les 12 mois précédant la visite.
gelijk aan 70% van de voorspelde waarde en een gedocumenteerde geschiedenis van ≥1 COPD-exacerbatie in de 12 maanden voor bezoek 1 waarvoor gebruik van antibiotica en/of orale corticosteroïden of ziekenhuisopname nodig was.

Inconvénients : nécessité de déterminer au préalable pour le type de population des patients oncologiques de votre Institution les 2 valeurs « cut-off » pour classer les patients en 3 catégories (risque de dénutrition sévère, risque de dénutrition modérée ou absence de risque de dénutrition).
Gebreken: noodzaak om vooraf zelf ‘cut-off’-waarden te bepalen voor uw setting, teneinde uw patiënten met kanker in 3 categorieën onder te verdelen (risico op ernstige ondervoeding, risico op matige ondervoeding of afwezigheid van risico op ondervoeding).