Traduction de «mois dans le groupe tarceva versus » (Français → Néerlandais) :

La médiane de la survie globale était de 12,0 mois dans le groupe Tarceva versus 11,0 mois dans le groupe placebo.
De mediane totale overleving was 12,0 maanden in de Tarcevagroep vs. 11,0 maanden in de placebogroep.

Le pourcentage de patients en vie à 12 mois a été de 31,2% dans le groupe Tarceva et de 21,5% dans le groupe placebo. La médiane de survie globale était de 6,7 mois dans le groupe Tarceva (IC95%: 5,5 à 7,8 mois) comparée à 4,7 mois dans le groupe placebo (IC95%: 4,1 à 6,3 mois).
Het percentage patiënten dat in leven was na 12 maanden was respectievelijk 31,2% en 21,5% voor de Tarceva en de placebogroepen.De mediane totale overleving verbeterde met 42,5% en was 6,7 maanden in de Tarceva groep (95% BI, 5,5 tot 7,8 maanden) in vergelijking met 4,7 maanden in de placebogroep (95% BI, 4,1 tot 6,3 maanden).

- Patients avec une maladie stable après chimiothéraphie : Les patients avec une maladie stable (n=487) avaient un HR pour la PFS de 0,68 (IC 95%, 0,56 à 0,83 ; p< 0,0001 ; médiane à 12,1 semaines dans le groupe Tarceva et à 11,3 semaines dans le groupe placebo) et un HR pour la survie globale de 0,72 (IC 95%, 0,59 à 0,89 ; p=0,0019 ; médiane à 11,9 mois dans le groupe Tarceva et à 9,6 mois dans le groupe placebo).
- Patiënten met Stabiele ziekte na chemotherapie: Patiënten met stabiele ziekte (SD) (n=487) hadden een PFS HR van 0,68 (95% BI, 0,56 tot 0,83; p< 0,0001; mediaan 12,1 weken in de Tarcevagroep en 11,3 in de placebogroep) en een totale overlevings HR van 0,72 (95% BI, 0,59 tot 0,89; p=0,0019; mediaan 11,9 maanden in de Tarcevagroep en 9,6 maanden in de placebogroep).

- Patients avec une maladie stable après chimiothéraphie : Les patients avec une maladie stable (n=487) avaient un HR pour la PFS de 0,68 (IC 95%, 0,56 à 0,83 ; p< 0,0001; médiane à 12,1 semaines dans le groupe Tarceva et à 11,3 semaines dans le groupe placebo) et un HR pour la survie globale de 0,72 (IC 95%, 0,59 à 0,89 ; p= 0,0019 ; médiane à 11,9 mois dans le groupe Tarceva et à 9,6 mois dans le groupe placebo).
- Patiënten met Stabiele ziekte na chemotherapie: Patiënten met stabiele ziekte (SD) (n=487) hadden een PFS HR van 0,68 (95% BI, 0,56 tot 0,83; p< 0,0001; mediaan 12,1 weken in de Tarcevagroep en 11,3 weken in de placebogroep) en een totale overlevings HR van 0,72 (95% BI, 0,59 tot 0,89; p=0,0019; mediaan 11,9 maanden in de Tarcevagroep en 9,6 maanden in de placebogroep).

La médiane de survie globale était de 6,7 mois dans le groupe Tarceva (IC95%: 5,5 à 7,8 mois) comparée à 4,7 mois dans le groupe placebo (IC95%: 4,1 à 6,3 mois).
De mediane totale overleving verbeterde met 42,5% en was 6,7 maanden in de Tarceva groep (95 % BI, 5,5 tot 7,8 maanden) in vergelijking met 4,7 maanden in de placebogroep (95% BI, 4,1 tot 6,3 maanden).

Dans le bras traité par Tarceva versus le bras traité par chimiothérapie, la médiane de la PFS était de respectivement 9,4 et 5,2 mois et le meilleur taux de réponse global (réponse complète/réponse partielle) de respectivement 54,5% et 10,5%, p< 0,0001.
In respectievelijk de Tarceva- en de chemotherapie-arm was de mediane PFS 9,4 en 5,2 maanden en de Best Overall Response Rate (CR/PR) was 54,5% en 10,5%, p< 0,0001.

Glivec a prolongé significativement la survie sans rechute, 75% des patients étaient sans rechute à 38 mois dans le groupe Glivec versus 20 mois dans le groupe placebo (95%ICs [30- non estimable] ; [14- non estimable], respectivement) : (hazard ratio = 0,398 [0,259-0,610], p< 0.0001).
Glivec verlengde RFS significant, met 75% van de patiënten recidief-vrij op 38 maanden in de Glivec groep ten opzichte van 20 maanden in de placebogroep (95% BIs, respectievelijk [30 - niet te schatten] en [14 - niet te schatten]); (hazard ratio = 0,398 [0,259-0,610], p< 0,0001).

Les résultats montrent que, le lendemain du traitement, la valeur de l’INR se trouvait dans les limites thérapeutiques chez 56% des patients traités par la vitamine K versus 20% dans le groupe placebo ; durant les 3 mois de suivi, le risque d’hémorragie fut moindre chez les patients traités par la vitamine K: 4% versus 17% dans le groupe placebo.
De resultaten tonen de dag na de behandeling een INR-waarde binnen de therapeutische grenzen bij 56% van de patiënten behandeld met vitamine K versus 20% in de placebogroep; over een follow-up van 3 maanden was het risico van bloedingen geringer bij de patiënten behandeld met vitamine K: 4% versus 17 % in de placebogroep.

Dans le groupe rofécoxib, sur les 18 mois, un infarctus du myocarde ou un accident vasculaire cérébral est survenu chez 3,5% des patients, versus 1,9% dans le groupe placebo (p< 0,001).
In de rofecoxibgroep trad over 18 maanden bij 3,5% van de patiënten een myocardinfarct of een cerebrovasculair accident op, versus bij 1,9 % in de placebogroep (p< 0,001).