Traduction de «national cancer institute common terminology » (Français → Néerlandais) :

Le traitement par Tyverb doit être arrêté en cas de diminution symptomatique de la fraction d’éjection ventriculaire gauche (FEVG), ce qui constitue un événement de grade 3 ou plus selon la classification du NCI – CTCAE (« National Cancer Institute - Common Terminology Criteria Adverse Event »), ou si la valeur de la FEVG décroît à une valeur inférieure à la limite normale (voir rubrique 4.4).
De behandeling met Tyverb moet worden gestaakt bij patiënten met symptomen die in verband kunnen worden gebracht met een verminderde linkerventrikel-ejectiefractie (LVEF) die wordt geclassificeerd als graad 3 of hoger volgens het National Cancer Institute Common Terminology Criteria for Adverse Events (NCI CTCAE) of wanneer de LVEF is gedaald onder de gebruikelijke ondergrens van de normaalwaarden (zie rubriek 4.4).

Le traitement par nélarabine doit être interrompu dès l'apparition des premiers signes d'effet indésirable neurologique de grade 2 ou plus, défini selon la classification NCI - CTCAE (" National Cancer Institute Common Terminology Criteria Adverse Event" ).
De toediening van nelarabine moet worden gestaakt bij de eerste tekenen van een neurologische afwijking vermeld in de Common Terminology Criteria Adverse Event (NCI CTCAE) van het National Cancer Institute van een klasse 2 of hoger.

Grades les plus sévères selon la classification " National Cancer Institute Common Terminology Criteria for Adverse Events"
Gradering van bijwerkingen volgens de Worst National Cancer Institute Common Terminology Criteria

Augmentation de la phosphatase alcaline Augmentation de l’amylase Peu fréquent Augmentation de la bilirubinémie Augmentation de la créatinine a National Cancer Institute Common Terminology Criteria for Adverse Events, Version 3.0
Alkalische fosfatase 1,4 0 0 verhoogd Amylase verhoogd 1,7 0 0 Soms Bilirubine in bloed 0,6 0 0 verhoogd Creatinine verhoogd 0,6 0 0 a National Cancer Institute Common Terminology Criteria for Adverse Events, Versie 3.0. b zie ‘Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen’ rubriek.

les réactions indésirables de grade 3 ou 4 selon les critères Common Terminology Criteria for Adverse Events du National Cancer Institute (NCI-CTCAE) les plus fréquentes (> 2 %) étaient : thrombocytopénie, fatigue, augmentation des transaminases, anémie, hypokaliémie, douleurs musculosquelettiques et neutropénie.
de meest voorkomende graad 3 of 4 bijwerkingen volgens de Common Terminology Criteria for Adverse Events van het National Cancer Institute (NCI-CTCAE) (> 2%) trombocytopenie, vermoeidheid, verhoogde transaminasespiegels, anemie, hypokaliëmie, musculoskeletale pijn en neutropenie.

Une prise différée, une réduction de dose ou une interruption de traitement peut être nécessaire, selon le grade des critères NCI-CTC (National Cancer Institute Common Toxicity Criteria).
Uitstel, reductie of staking van de dosis - afhankelijk van de NCI CTC-graad (National Cancer Institute Common Toxicity Criteria) - kan noodzakelijk zijn.

Aplasie médullaire Le traitement par Tasigna est associé à une thrombopénie, une neutropénie et une anémie (de grade 3/4 selon la classification internationale « National Cancer Institute Common Toxicity Criteria »).
Myelosuppressie Behandeling met Tasigna is geassocieerd met (National Cancer Institute Common Toxicity Criteria graad 3-4) trombocytopenie, neutropenie en anemie.

Myélosuppression Iclusig est associé à des thrombocytopénies, neutropénies et anémies sévères (grade 3 ou 4 selon les Critères communs de terminologie pour les effets indésirables (CTCAE) du National Cancer Institute (NCI)).
Myelosuppressie Iclusig wordt in verband gebracht met ernstige (graad 3 of 4 volgens de Common Terminology Criteria for Adverse Events van het National Cancer Institute) trombocytopenie, neutropenie en anemie.

Le taux de réponse globale a été évalué par un Comité de Réponse Indépendant se conformant aux recommandations du « National Cancer Institute Working Group » (NCIWG) sur la LLC.
De totale respons is beoordeeld door een Onafhankelijk Respons Committee met behulp van de richtlijnen voor CLL uit 1996 van de National Cancer Institute Working Group (NCIWG)