In de memorie van wederantwoord voegt de verzoekster toe dat in de bestreden beslissing wordt verwezen naar artikel 174, eerste lid, 6°, van de ZIV-wet, hoewel deze wetsbepaling volgens de verwerende partij en volgens het arrest nr. 176.303 va
n de Raad van State niet van toepassing is op de verhouding tussen zorgverlener en RIZIV, doch wel op de verhouding tussen verzekeringsinstelling en verzekerde, en dat die verwijzing nog moeilijker te begrijpen is indien men in rekening brengt dat het niet de verze
keringsinstellingen zijn die na een “veroord ...[+++]eling”, door het Comité of de Kamer van Beroep de invordering doen van de verschuldigde gelden, doch wel in eerste instantie het RIZIV zelf.In de memorie van wederantwoord voegt de verzoekster toe dat in de bestreden beslissing wordt verwezen naar artikel 174, eerste lid, 6°, van de ZIV-wet, hoewel deze wetsbepaling volgens de verwerende partij en volgens het arrest nr. 176.303 va
n de Raad van State niet van toepassing is op de verhouding tussen zorgverlener en RIZIV doch wel op de verhouding tussen verzekeringsinstelling en verzekerde, en dat die verwijzing nog moeilijker te begrijpen is indien men in rekening brengt dat het niet de verze
keringsinstellingen zijn die na een “veroord ...[+++]eling”, door het Comité of de Kamer van Beroep de invordering doen van de verschuldigde gelden, doch wel in eerste instantie het RIZIV zelf.