Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com
.

Vertaling van "ont montré respectivement " (Frans → Nederlands) :

Sur l’ensemble de la population randomisée, les tests statistiques comparant Xeloda vs 5-FU/LV en termes de survie sans maladie et de survie globale ont montré respectivement des hazard ratios de 0,88 (IC 95 % : 0,77-1,01 ; p = 0,068) et 0,86 (IC 95 % : 0,74-1,01 ; p = 0,060).

Het 3 jaarlijkse DFS percentage was 71% voor XELOX versus 67% voor 5-FU/LV. De analyse voor het secundaire eindpunt van RFS bevestigt deze resultaten met een HR van 0,78 (95% CI=[0,67; 0,92] ; p=0,0024) voor XELOX vs. 5-FU/LV. XELOX liet een trend zien naar superieure OS met een HR van 0,87 (95% CI=[0,72; 1,05]; p=0,1486 wat zich vertaalt in een 13% vermindering in risico op overlijden.


Affections hépatobiliaires: parmi les patients (> 50% traités par des inhibiteurs des protéases) dont la fonction hépatique initiale était normale, 28%, 43% et 44% ont montré respectivement une élévation de la bilirubine, des alcalines phosphatase et de l’AST (SGOT).

Lever- en galaandoeningen: Van de patiënten (waarvan meer dan de helft werd behandeld met proteaseremmers) met een normale leverfunctie als uitgangswaarde, hadden respectievelijk 28%, 43% en 44% een verhoogd bilirubine, alkalische fosfatase en AST (SGOT).


Les études des interactions avec l’itraconazole et le kétoconazole, deux inhibiteurs du CYP3A4, ont montré que les concentrations plasmatiques maximales de la télithromycine étaient augmentées respectivement de 1,22 et 1,51 fois, et les ASC augmentées respectivement de 1,54 et 2 fois.

Interactiestudies met itraconazol en ketoconazol, twee CYP3A4-remmers, toonden aan dat maximale plasma concentraties van telithromycine respectievelijk 1,22- en 1,51-voudig en AUC met respectievelijk 1,54 en 2,0-voudige toenamen.


Les résultats concernant le vardénafil ont montré une augmentation du QTc (Fridericia) de 8 msec (90% IC: 6-9) et de 10msec (90% IC : 8-11) respectivement aux doses de 10 mg et 80 mg par comparaison au placebo et une augmentation du QTci de 4 msec (90% IC : 3-6) et 6 msec (90% IC : 4-7) ) respectivement aux doses de 10 mg et 80 mg par comparaison au placebo, 1 heure après l’administration.

De resultaten voor vardenafil lieten een QTc-verlenging (Fridericia) zien van 8 msec (90% betrouwbaarheidsinterval: 6-9) en 10 msec (90% betrouwbaarheidsinterval: 8-11) bij 10 mg en 80 mg vergeleken met placebo en een QT ci -verlenging van 4 msec (90% betrouwbaarheidsinterval: 3-6) en 6 msec (90% betrouwbaarheidsinterval: 4-7) bij 10 mg en 80 mg vergeleken met placebo, één uur na inname.


La co-administration de compote de pommes ou d'un repas standard riche en graisses n'a pas eu d'effet cliniquement significatif sur la pharmacocinétique du montelukast en granulés comme l'ont montré les mesures des aires sous courbes des concentrations plasmatiques (ASC) mesurées : 1225,7 vs 1223,1 ng.h/mL, respectivement avec et sans compote, et 1191,8 vs 1148,5 ng.h/mL, respectivement avec et sans repas standard riche en graisses.

Gelijktijdige toediening van appelmoes of een vetrijke standaardmaaltijd met het granulaat had geen klinisch relevant effect op de farmacokinetiek van montelukast, zoals vastgesteld op grond van de AUC (1225,7 vs 1223,1 ng.u/ml met respectievelijk zonder appelmoes, en 1191,8 vs 1148,5 ng.u/ml met respectievelijk zonder een vetrijke standaardmaaltijd.


Dans une analyse secondaire, pour laquelle ont été utilisées les évaluations réalisées par le comité indépendant au dernier temps d’évaluation (fin du traitement, 2, 6, ou 12 semaines après la fin du traitement), le voriconazole et le schéma amphotéricine B suivie de fluconazole ont montré des taux de réponse favorable de 65 % et 71 %, respectivement.

In een secundaire analyse, die rekening hield met de DRC-evaluaties van het laatste evalueerbare tijdstip (EOT of 2, 6 of 12 weken na EOT) resulteerden voriconazol en het behandelingsschema bestaande uit amfotericine B gevolgd door fluconazol in succesvolle responspercentages van respectievelijk 65% en 71%.


Les résultats ont montré que l’ASC et la demi-vie d’élimination de l’abacavir ont été en moyenne augmentées respectivement d’un facteur 1,89 [1,32 ; 2,70] et 1,58 [1,22 ; 2,04].

De resultaten toonden een gemiddeld 1,89-voudige stijging [1,32; 2,70] van de abacavir AUC, en een gemiddeld 1,58-voudige stijging [1,22; 2,04] van de eliminatiehalfwaardetijd van abacavir aan.


Les concentrations plasmatiques moyennes au pic à J0, J14 et J28 au cours d’un cycle de traitement par 75 mg de Cayston 3 fois par jour ont été respectivement de 0,55 µg/ml, 0,67 µg/ml et 0,65 µg/ml, ce qui montre l’absence d’accumulation systémique de l’aztréonam après une administration 3 fois par jour.

De gemiddelde piekplasmaconcentraties bedroegen op Dag 0, 14 en 28 van een kuur met driemaal daags 75 mg Cayston respectievelijk 0,55 µg/ml, 0,67 µg/ml en 0,65 µg/ml. Dit wijst erop dat er na driemaal daagse dosering geen systemische accumulatie van aztreonam was.


A partir des données cumulées des études de phase 3 contrôlées versus placebo, les concentrations moyennes dans les expectorations de 195 patients atteints de mucoviscidose dix minutes après l’administration d’une dose unique de 75 mg de Cayston à J0, J14 et J28, ont été respectivement de 726 µg/g, 711 µg/g et 715 µg/g, ce qui montre l’absence d’accumulation de l’aztréonam après des administrations répétées.

Voor de gecombineerde placebogecontroleerde Fase 3-onderzoeken bedroegen de gemiddelde sputumconcentraties bij 195 CF-patiënten 10 minuten na een enkele dosis van 75 mg Cayston 726 µg/g op Dag 0, 711 µg/g op Dag 14 en 715 µg/g op Dag 28. Dit wijst erop dat er na herhaalde toediening geen verhoogde accumulatie van aztreonam was.


Deux études européennes portant respectivement sur 651 et 1.400 patients transfusés avec 5.106 et 7.437 concentrés plaquettaires (Osselaer et al., 2008a; Osselaer et al., 2008c) ont montré que le nombre de réactions transfusionnelles attribuables à la transfusion de plaquettes traitées par INTERCEPT n’atteignait pas 1 %.

Twee Europese studies bij respectievelijk 651 en 1.400 patiënten die met 5.106 en 7.437 bloedplaatjesconcentraten getransfundeerd werden (Osselaer et al., 2008a; Osselaer et al., 2008c), hebben aangetoond dat het aantal transfusiereacties te wijten aan een transfusie met bloedplaatjes behandeld met INTERCEPT, de 1 % niet bereikte.




datacenter (12): www.wordscope.be (v4.0.br)

ont montré respectivement ->

Date index: 2022-01-26
w