Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Vertaling van "patients témoins ayant " (Frans → Nederlands) :

Chez les patients ayant des troubles sévères de la fonction rénale nécessitant un traitement par dialyse (vitesse de filtration glomérulaire < 10 ml/min), après l’administration de 20 mg de fluoxétine par jour pendant 2 mois, on n’observe aucune différence concernant les taux plasmatiques de fluoxétine ou de norfluoxétine, par rapport aux patients témoins ayant une fonction rénale normale.

Bij aan dialysebehandeling onderworpen patiënten met ernstige nierfunctiestoornissen (glomerulatiesnelheid < 10 ml/min) is, na toediening van 20 mg fluoxetine per dag gedurende 2 maanden, geen verschil waargenomen in de plasmaspiegels van fluoxetine of norfluoxetine in vergelijking met controlepatiënten met een normale nierfunctie.


Pyrexie/hyperthermie Dans les études de routine au cours desquelles un pansement imprégné d’antibactérien a été appliqué sur la zone à traiter avant et après l’application de NexoBrid (voir rubrique 4.2) une pyrexie ou une hyperthermie a été signalée chez 19,1 % des patients traités par NexoBrid et chez 15,8 % des patients témoins ayant reçu le traitement de référence.

Pyrexie/hyperthermie In studies waarin het routinematig doordrenken van het te behandelen gebied met een antibacterieel middel werd toegepast vóór en na het aanbrengen van NexoBrid (zie rubriek 4.2) werd pyrexie of hyperthermie gemeld bij 19,1% van de patiënten die werden behandeld met NexoBrid en bij 15,8% van de controlepatiënten die met de standaardzorg werden behandeld.


Les patients atteints d'insuffisance rénale sévère (GFR < 10 ml/min) nécessitant une dialyse n'ont présenté aucune différence des taux plasmatiques de fluoxétine ou de norfluoxétine par rapport à des témoins ayant une fonction rénale normale après administration de 20 mg par jour de fluoxétine pendant 2 mois.

Bij toediening van fluoxetine 20 mg/dag gedurende 2 maanden was er geen verschil in de plasmaconcentratie van fluoxetine of norfluoxetine tussen patiënten met een ernstige nierinsufficiëntie (GFR < 10 ml/min) die dialyse nodig hadden, en controlepersonen met een normale nierfunctie.


Lorsqu'on leur a administré 20 mg par jour de fluoxétine pendant 2 mois, les patients atteints d'insuffisance rénale sévère (GFR < 10 ml/min) nécessitant une dialyse n'ont présenté aucune différence des taux plasmatiques de fluoxétine ou de norfluoxétine par rapport à des témoins ayant une fonction rénale normale.

Bij toediening van fluoxetine 20 mg/dag gedurende 2 maanden was er geen verschil in de plasmaconcentraties van fluoxetine of norfluoxetine tussen de patiënten met ernstig nierfalen (GFR < 10 ml/min) die dialyse nodig hadden, en de controlepatiënten met een normale nierfunctie.


L'ASC plasmatique de la sitagliptine a environ doublé chez les patients ayant une insuffisance rénale modérée ; elle a environ été multipliée par 4 chez les patients ayant une insuffisance rénale sévère et chez les patients en insuffisance rénale terminale sous hémodialyse par rapport aux sujets témoins sains normaux.

Bij patiënten met een matige nierfunctiestoornis werd een ongeveer 2-voudige verhoging van de plasma- AUC van sitagliptine waargenomen, en bij patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis en patiënten met ESRD die hemodialyse ondergingen, werd in vergelijking met normale gezonde controlepersonen een ongeveer 4-voudige verhoging waargenomen.


Dans le cadre de l’étude GISSI-3, qui utilisait un plan factoriel 2x2 afin de comparer les effets du lisinopril et de la nitroglycérine administrés en monothérapie ou en association pendant 6 semaines par rapport à une substance témoin, chez 19.394 patients ayant reçu le traitement dans les 24 heures suivant un infarctus aigu du myocarde, le lisinopril a entraîné une réduction statistiquement significative du risque de mortalité de 11 % par rapport à la substance témoin (2p = 0,03).

In het GISSI-3-onderzoek, met een 2x2 factoriële opzet om de effecten te vergelijken van lisinopril en glyceryltrinitraat alleen toegediend of in combinatie gedurende 6 weken t.o.v. controle bij 19.394 patiënten die de behandeling kregen binnen 24 uur na een acuut myocardinfarct, produceerde lisinopril een statistisch significante risicoreductie in mortaliteit van 11 % t.o.v. controle (2p = 0,03).


Dans le cadre de l’étude GISSI-3, qui utilisait un plan factoriel 2x2 afin de comparer les effets du lisinopril et de la nitroglycérine administrés en monothérapie ou en association pendant 6 semaines par rapport à une substance témoin, chez 19 394 patients ayant reçu le traitement dans les 24 heures suivant un infarctus aigu du myocarde, le lisinopril a entraîné une réduction statistiquement significative du risque de mortalité de 11% par rapport à la substance témoin (2p = 0,03).

In de GISSI-3-studie, een studie met een 2x2 factorieel design die de effecten van lisinopril en glyceryltrinitraat alleen of in combinatie gedurende 6 weken heeft vergeleken met die van een controle, bij 19.394 patiënten die binnen 24 uur na een acuut myocardinfarct werden behandeld, resulteerde lisinopril in een statistisch significante daling van de mortaliteit met 11% in vergelijking met de controle (2p=0,03).


Cancers secondaires au traitement Dans les études cliniques menées chez des patients recevant l’association lénalidomide/dexaméthasone et ayant déjà reçu un traitement pour leur myélome, une augmentation de l’incidence de cancers secondaires (CS) a été observée chez les patients sous lénalidomide/dexaméthasone (3,98 pour 100 années-patients) par rapport aux témoins (1,38 pour 100 années-patients).

Tweede primaire kwaadaardige tumoren In vergelijking met de controlegroep (1,38 per 100 patiënten-jaren) werd een toename van tweede primaire kwaadaardige tumoren (SPM) waargenomen in klinische onderzoeken bij myeloompatiënten die eerder met lenalidomide/dexamethason behandeld werden (3,98 per 100 patiënten-jaren).


Dans l’étude 301, le pourcentage de patients ayant présenté au moins une exacerbation pulmonaire induite par le protocole initial (EPIP, définie par la présence d’au moins 4 symptômes et signes aigus et l’utilisation d’antibiotiques par voie intraveineuse) était de 18,1 % dans le groupe traité par mannitol et de 28 % dans le groupe témoin (population dite en intention de traiter).

Het aantal proefpersonen met ten minste één in het protocol gedefinieerde pulmonale exacerbatie (PDPE, gedefinieerd als de aanwezigheid van ten minste 4 klachten en verschijnselen plus het gebruik van intraveneuze antibiotica) was 18,1% in de mannitolarm en 28% in de controlearm in onderzoek 301 (ITT-populatie).


Dans les études cliniques 301 et 302, la proportion de patients ayant présenté une hémoptysie rapportée comme effet indésirable était respectivement de 7,3 % et 2,9 % dans les groupes sous Bronchitol, contre 3,4 % et 0 % dans les groupes témoins.

Het percentage patiënten bij wie zich hemoptoë als bijwerking voordeed, was 7,3% en 2,9% in de armen met Bronchitol in respectievelijk onderzoek 301 en 302 vs. 3,4% en 0% in de controlearmen.




datacenter (12): www.wordscope.be (v4.0.br)

patients témoins ayant ->

Date index: 2021-05-09
w