Une augmentation des effets centraux dépressifs peut se produire en cas d’utilisation concomitante de neuroleptiques (tranquillisants majeurs), hypnotiques, anxiolytiques/sédatifs, anti-dépresseurs, analgésiques narcotiques, anti-épileptiques, anesthésiques et antihistaminiques sédatifs (antiallergiques).
Een verhoging van de centraal onderdrukkende effecten kan zich voordoen bij het gelijktijdig gebruiken van neuroleptica (middel gebruikt bij geestesziekte), slaapmiddelen, geneesmiddelen die angst en onrust verminderen en kalmerende middelen, antidepressiva, narcotische pijnstillers, antiepileptica, verdovingsmiddelen en antihistaminica (antiallergica).