À l’instar du Tribunal et par identité des motifs de fait et de droit tenus ici pour intégralement reproduits et qu’elle adopte, la Cour considère qu’il ne s’agit pas en l’espèce d’intérêts légaux courant de plein droit mais d’intérêts moratoires ne courant qu’à dater de la sommation de payer selon le prescrit de l’article 1153, alinéa 3, du Code civil et qu’à défaut d’une telle mise en demeure, Monsieur E. R. ne justifie pas du droit aux dits intérêts.
In navolging van de rechtbank en op basis van dezelfde feitelijke en juridische redenen die geacht worden hier integraal weergegeven te zijn en die het aanneemt, oordeelt het Hof dat het in onderhavig geval niet gaat om wettelijke intresten van rechtswege maar om verwijlintresten die pas verschuldigd zijn vanaf de dag van de aanmaning om te betalen, zoals beschreven staat in artikel 1153, 3 e lid, van het Burgerlijk Wetboek, en dat de heer E.R., bij ontstentenis van een dergelijke ingebrekestelling, niet kan aantonen dat hij recht heeft op de desbetreffende intresten.