Le volume de solvant (2,3 ml) doit être directement prélevé du flacon de solvant par le biais d’une seringue de 3 ml, puis injecté dans le flacon de poudre pour reconstitution à l’aide d’une aiguille 27 G de 13 mm (pour obtenir un volume final de 2,75 ml après reconstitution).
De 2,3 ml oplosmiddel dient uit de injectieflacon met oplosmiddel die direct is bevestigd aan een 3-ml injectiespuit te worden verwijderd en vervolgens te worden geïnjecteerd in de injectieflacon met poeder voor reconstitutie met behulp van de 27 G, 12,7 mm naald, zodat een uiteindelijk reconstitutievolume van 2,75 ml wordt verkregen.