Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Vertaling van "risque était qualitativement similaire " (Frans → Nederlands) :

D’une manière générale, le profil de sécurité chez les patients « à risque » était qualitativement similaire à celui observé chez les adultes/adolescents sans facteur de risque.

Over het algemeen was het veiligheidsprofiel bij patiënten " in een risicogroep" kwalitatief vergelijkbaar met dat van gezonde volwassenen/adolescenten.


Enfants ayant un asthme bronchique préexistant D’une manière générale, le profil des événements indésirables chez les enfants ayant un asthme bronchique préexistant était qualitativement similaire à celui chez les enfants sans facteur de risque.

Kinderen met reeds bestaande bronchiale astma Over het algemeen is het bijwerkingenprofiel bij kinderen met reeds bestaande bronchiale astma kwalitatief vergelijkbaar met dat van anderszins gezonde kinderen.


Les caractéristiques à l'inclusion étaient bien équilibrées entre les deux groupes de traitement quant à l'âge (l'âge médian était de 46 ans pour le groupe SPRYCEL et de 49 ans pour le groupe imatinib avec 10% et 11% de patients âgés de 65 ans ou plus, respectivement), au sexe (femmes 44% et 37%, respectivement), et race (caucasiens 51% et 55%; asiatiques 42% et 37%, respectivement), A l'inclusion, la distribution du score de Hasford était similaire dans les groupes de traitement SPRYCEL et ...[+++]

De uitgangskenmerken in de twee behandelgroepen waren goed vergelijkbaar, zowel wat betreft de leeftijd (de mediane leeftijd in de SPRYCEL groep was 46 jaar en in de imatinibgroep 49 jaar, terwijl respectievelijk 10% en 11% van de patiënten ouder was dan 65 jaar), het geslacht (respectievelijk 44% en 37% vrouwen) als het ras (respectievelijk 51% en 55% blank en 42% en 37% Aziatisch).


Les caractéristiques à l'inclusion étaient bien équilibrées entre les deux groupes de traitement quant à l'âge (l'âge médian était de 46 ans pour le groupe SPRYCEL et de 49 ans pour le groupe imatinib avec 10% et 11% de patients âgés de 65 ans ou plus, respectivement), au sexe (femmes 44% et 37%, respectivement), et race (caucasiens 51% et 55%; asiatiques 42% et 37%, respectivement), A l'inclusion, la distribution du score de Hasford était similaire dans les groupes de traitement SPRYCEL et ...[+++]

De uitgangskenmerken in de twee behandelgroepen waren goed vergelijkbaar, zowel wat betreft de leeftijd (de mediane leeftijd in de SPRYCEL groep was 46 jaar en in de imatinibgroep 49 jaar, terwijl respectievelijk 10% en 11% van de patiënten ouder was dan 65 jaar), het geslacht (respectievelijk 44% en 37% vrouwen) als het ras (respectievelijk 51% en 55% blank en 42% en 37% Aziatisch). Bij het begin van het onderzoek was de verdeling van de Hasfordscores in de met SPRYCEL en imatinib behandelde groepen vergelijkbaar (respectievelijk laag risico: 33% en 34%; middelmatig risico: 48% en 47%; hoog risico: 19% en 19%).


Le risque d’AVC hémorragique était augmenté chez les patients avec antécédents d’AVC hémorragique lors de l’entrée dans l’étude (7/45 pour l’atorvastatine contre 2/48 pour le placebo ; RR : 4,06 ; IC à 95% : 0,84-19,57) et le risque d’AVC ischémique était similaire entre les deux groupes (3/45 pour l’atorvastatine contre 2/48 pour le placebo ; RR : 1,64 ; IC à 95% : 0,27-9,82).

Het risico op hemorragisch CVA steeg bij de patiënten die voor inclusie in de studie al een hemorragisch CVA hadden doorgemaakt (7/45 met atorvastatine versus 2/48 met de placebo; HR 4,06; 95% BI, 0,84-19,57) en het risico op ischemisch CVA was vergelijkbaar in de twee groepen (3/45 met atorvastatine versus 2/48 met de placebo; HR 1,64; 95% BI, 0,27-9,82).


Le risque d’AVC hémorragique était augmenté chez les patients qui sont entrés dans l’étude avec des antécédents d’AVC hémorragique (7/45 pour l’atorvastatine contre 2/48 pour le placebo ; RR : 4,06 ; IC à 95 % : 0,84-19,57) et le risque d’AVC ischémique était similaire dans les deux groupes (3/45 pour l’atorvastatine contre 2/48 pour le placebo ; RR : 1,64 ; IC à 95 % : 0,27-9,82).

Het risico op hemorragisch CVA steeg bij de patiënten die in de studie waren opgenomen met een vroeger hemorragisch CVA (7/45 met atorvastatine versus 2/48 met de placebo; HR 4,06; 95% BI 0,84-19,57) en het risico op ischemisch CVA was vergelijkbaar in de twee groepen (3/45 met atorvastatine versus 2/48 met de placebo; HR 1,64; 95% BI 0,27- -9,82).


Le risque d'AVC ischémique était similaire dans les deux groupes (3/45 sous atorvastatine versus 2/48 sous placebo), soit un risque relatif de 1,64 (IC 95 %: 0,27-9,82).

Het risico op ischemische beroerte was vergelijkbaar tussen de groepen (3/45 voor atorvastatine versus 2/48 voor placebo; HR 1,64; 95% CI, 0.27-9.82).


Des études épidémiologiques ont démontré que le risque de TEV associé aux COC contenant de la drospirénone était plus élevé que celui associé aux COC contenant du lévonorgestrel (aussi appelés préparations de seconde génération) et qu’il pourrait être similaire au risque associé aux COC contenant du désogestrel/gestodène (aussi appelés préparations de troisième génération).

Epidemiologische onderzoeken hebben aangetoond dat het risico op veneuze trombo-embolie bij drospirenon-bevattende COC’s hoger is dan voor levonorgestrel-bevattende COC’s (zogenaamde tweede-generatie preparaten) en gelijk kan zijn aan het risico van desogestrel/gestodeen-bevattende COC’s (zogenaamde derde-generatie preparaten).


Le risque relatif comparé au placebo pour un critère composite similaire (décès d’origine CV, IDM, AVC) était de 1,14 (IC à 95 % 0,61 – 2,12) avec une prise biquotidienne de 200 mg de célécoxib.

Het relatieve risico in vergelijking met placebo voor een vergelijkbaar gecombineerde eindpunt (cardiovasculaire sterfgevallen, myocardinfarct, beroerte) was 1,14 (95% betrouwbaarheidsinterval 0,61 - 2,12) met celecoxib 200 mg tweemaal daags.


L’incidence des antécédents/facteurs de risque cardiovasculaires était similaire entre les groupes de traitement avec des patients atteints le plus fréquemment d’hypertension artérielle (46%), d’hypercholestérolémie (29%) et de diabète (12%).

De incidentie van cardiovasculaire voorgeschiedenis/risicofactoren was vergelijkbaar in alle behandelgroepen, waarbij de patiënten het vaakst leden aan hypertensie (46%), gevolgd door hypercholesterolemie (29%) en diabetes mellitus (12%).


w